Oh Oh Democratie

Zoals de meesten in deze wereld ben ik opgegroeid met een absoluut geloof. Een aantal basiswaarheden waaraan je niet eens het idee hebt te twijfelen omdat ze gewoon als een paal boven water staan. In tegenstelling tot de meesten bestaat dit geloof bij mij echter niet uit een religie, maar uit een bestuursvorm; De Democratie.

De Democratie vind ik als bestuursvorm net zo’n prachtige theorie als het Communisme een economische is; een beeldschoon ideaal van het gelijk delen van verantwoordelijkheden. Zoals bekend begon de democratie inmiddels alweer een tijdje geleden in de stadstaat Athene waar de heerser Solon de kiem legde voor de moderne democratieën. Het basisidee is dat niet een enkeling of een klein groepje beslist, maar dat iedereen een even grote stem heeft in de beslissingen die er gemaakt worden. Als de voorkeur van de meerderheid wordt gevolgd, zo dacht men, dan zal de wereld voor de meeste mensen een betere worden. Net zo simpel als het logisch klinkt, zou je je toch voorstellen dat er geen weldenkend mens op aarde zou zijn die tegen de democratie is. Los van de vraag of ikzelf al dan geen weldenkend mens ben, ben ik toch ook wel wat nadelen gaan zien van de democratie.

Zoals ik al zei is het in principe een goed iets als beslissingen worden gemaakt op basis van wat de meerderheid wil. Een eerste probleem is echter dat veel dingen niet eens besloten hóeven te worden, maar door volksopjennerij een erg “belangrijk probleem” gemaakt kunnen worden. Door sommige zaken eindeloos in de media te herhalen kan een voorheen onbelangrijk onderwerp als een serieus probleem op het agenda gezet worden. Vorige week las ik nog dat Wilders de wintertijd wil afschaffen. Je moet het hem toch nageven, hij is een uiterst bedreven aandachtshoer.

Ik las ook ooit eens dat de radio net als dynamiet en de Kalasjnikov zijn uitgevonden met het idee van vrede. Waar dynamiet en de Kalasjnikov oorlog eenvoudiger zouden maken waardoor het sneller over zou zijn, zou de radio de misverstanden waardoor oorlogen beginnen teniet kunnen doen door de goede intenties van mensen over langere afstanden te verspreiden. Helaas kan je met radio-uitzendingen niet alleen goede dingen uitzenden, maar ook haat en nijd, waar Radio Télévision Libre des Mille Collines in Rwanda weer zo’n prachtig voorbeeld van is (oh, en zie hier voor een nóg veel beter voorbeeld). Met behulp van diezelfde radio kunnen dus ook kwesties die mensen nooit van hun leven zullen raken als een belangrijk onderwerp neergezet worden. Opmerkelijk vind ik het bijvoorbeeld dat onze vrind Geert voornamelijk aanhangers heeft in gebieden waar bijna geen allochtonen wonen. Door het gebruik van het steeds sterker wordende mediacratische systeem wordt de mensen naar Amerikaans voorbeeld echter een dermate angst aangepraat dat alhoewel ze er weinig mee in aanraking komen, ze als “voorzorgsmaatregel” graag voor Wilders stemmen. Op de afstand tussen de stemmers en de problemen kom ik straks echter weer terug.

Naast simpele ophitsing van grote groepen mensen is ook de hoeveelheid onderwerpen een uitdaging van de democratie. Toen ik een aantal jaar geleden in Maastricht woonde moest ik op een mooi moment stemmen voor de waterschappen. Gezien ik van het onderwerp niets afwist dacht ik de waterschapskieswijzer eens te doen. Een reeks vragen werd mij voorgelegd waarvan ik over het gros geen enkele mening had. Zo stond ik voor de beslissing of de Watergraaf (een wat?!) rechtstreeks gekozen moest worden, of muskusratten gedood mogen worden om oevers te beschermen (tja.. eh..) en of de aspergeteelt moet wijken als handhaving van het grondwaterpeil te duur wordt (lolwut?!). In een democratie wordt alles beslist door de mening van de meerderheid. Dit was in een kleine democratie als Athene misschien nog mogelijk, maar in een grotere wordt dit al snel een ondoenlijke taak. Naast het feit dat ieders mening vragen over alle pietluttige beslissinkjes die gemaakt moeten worden ondoenlijk is, kan ook geen mens van álles wat afweten. Dit is uiteraard opgelost door het gebruik van vertegenwoordigers, wat alhoewel praktisch gezien een stuk werkbaarder is, natuurlijk al wel af doet aan het principe van de democratie. Het wordt immers een getrapte indirecte democratie. Zo komen we steeds verder af te staan van de dingen waar we over beslissen. Niet alleen is de afstand ingebakken in ons beslissingsmodel (door getrapte democratie), ook wordt deze afstand geografisch groter. Naarmate landen groter en machtiger worden reiken de beslissingen die deze landen maken ook steeds verder; naar de grenzen van de steeds groter wordende democratieën, en zelfs voorbíj deze landsgrenzen. Zo wordt er indirect over het leven van een arme Afghaanse papaverboer beslist door een groepje goulashkroket-eters in West-Muiderberg. Deze afstand is dus aanwezig in ons beslissingmodel maar ook in onze economie en onze voeding. Waar en hoe de dingen die wij consumeren geproduceerd worden zijn ons eigenlijk steeds minder gaan interesseren. Zelfs de zaken die dicht bij ons staan zoals ons eten en onze kleren zijn een totale ver-van-ons-bed-show geworden, wat zich vertaald in een onbesef en, nog erger, een desinteresse voor hun directe én indirecte implicaties. Gelukkig is het tegenwoordig wèl een trend om vooral in eten een goede (biologisch/ ecologisch/ fair trade) oorsprong te eisen. Een meisje dat ik ooit tegenkwam was ervan overtuigd dat er in de toekomst steeds minder gevlogen zou worden. Dit omdat mensen zouden inzien dat dat beter zou zijn voor de wereld en de mensheid bovendien beter in zijn eigen omgeving kan blijven. Alhoewel ik het een interessante gedachte vind kan ik mij niet voorstellen dat er in de toekomst minder gevlogen zal gaan worden.

Maar dat terzijde, terug naar de democratie. Door de afstand van onze macht tot het onderwerp waarop deze macht invloed heeft voelen wij het effect van onze macht helemaal niet meer en kunnen wij redelijkerwijs geen weloverwogen beslissingen meer nemen. Daarnaast worden de beslissingen en de effecten van onze beslissingen zo complex dat weldoordachte, laat staan goede beslissingen, vrijwel onmogelijk lijken. Immers, er moet informatie ingewonnen worden over veel te veel en veel te complexe onderwerpen.

Deze redenatie volgende, lijkt het zo te zijn dat de democratie alleen succesvol kan zijn (d.w.z. gericht op het welzijn van alle mensen binnen deze democratie) op kleine schaal. Stemrecht zou dus alleen zinvol zijn als hetgeen waarover je stemt ook een dichtbij-je-bed-show is.

Er zijn zodoende eigenlijk twee opties. De eerste, welke mijn absolute voorkeur geniet, zijn kleine communistische democratieën. Utopische plekken waar de bewoners respect- en liefdevol met elkaar omgaan, waar menselijkheid normaal is, en persoonlijk genot de meetlat van de economie is. Ongeveer een plek zoals wat ik heb ervaren op het Fusion festival deze zomer. Enig nadeel hiervan is dat een structuur van kleine communistische stadstaatjes op mondiaal niveau het risico van een Tragedie van de Meent kan opleveren. Daarbij komt dat het opdelen van grote landen in een lappendeken van kleinere stadstaatjes misschien wat moeilijk is.

De tweede optie is een andere bestuursvorm in de grote democratieën van deze aardkloot in te voeren. We hebben dan een paar opties. Een gezellige dictatuur bijvoorbeeld. Gewoon één persoon die de macht heeft. Dan kan de eindeloze polderproblematiek achterwege gelaten worden en kunnen beslissingen gewoon eens lekker snel gemaakt worden. Bovendien hoeven mensen zich niet meer eindeloos in te spannen om overal een mening over te hebben.

Helaas is de dictatuur weinig succesvol gebleken. Zo komt het er al snel op neer dat een dictatuur een dystopische tirannie wordt, wat natuurlijk niet al te goed is voor het algemene welzijn.

We zouden er natuurlijk ook een Theocratie van kunnen maken. Elke religie predikt toch wel een vergelijkbare boodschap van liefde en acceptatie (onderling verschillen de wereldreligies eigenlijk alleen op details). Dus als we nou een willekeurige religie nemen, bijvoorbeeld het Sikhisme, en die verplicht maken voor iedereen, dan hebben we in ieder geval duidelijkheid over hoe de zaken geregeld moeten worden. Ook hierbij hoef je dus niet bang te zijn voor de door populisme aangezette meningen. De geestelijken kunnen gewoon alles beslissen en daarmee basta. Helaas blijken geestelijken het vaak ook niet zo op te hebben met hun eigen principes. Laten we dus ook de Theocratie maar even vergeten. Alhoewel de Pornocratie als een aanlokkelijk alternatief klinkt, moet ik eerlijk toegeven dat de beste beslissingen in mijn leven niet zijn genomen toen ik werd geleid door slechts vleselijke behoeftes. Ik kan mij ook niet zo goed voorstellen dat die geestesgesteldheid als basis voor het oplossen van sociale of economische vraagstukken een erg goede is. Dus laten we ook de pornocratie maar tot het rijk der “leuk bedacht, maar misschien meer iets voor anderen” verbannen.

De Verlichting wordt over het algemeen wel beschouwd als iets erg goeds. Wanneer dingen met “de rede” bepaald worden kun je immers een objectieve waarheid nastreven. Zo kwam de wetenschap tot bloei die langzamerhand steeds meer dingen kon verklaren welke voorheen door religieuze verhalen verklaard werden. Religies zijn per slot van rekening bedacht omdat men dingen niet kon verklaren. Zo onstonden allerhande natuur-religies die de verschillende natuurverschijnselen verklaarden en aanbeden. Ik stel me het zo voor dat de ouderlijke manier van geruststellen een grote invloed heeft gehad op het ontstaan van deze natuurgodsdiensten. Dat er dan zo’n kinderholbewonertje aan zijn papa vraagt “Papa, waar komt de donder vandaan?“, en dat papa-holbewoner dan antwoordde “Dat is ome Thor die vorig jaar is overleden. Die komt ons redden van de reuzen die gisteren onder jouw bedje lagen“. Vijftien generaties verder heeft elke vader daar weer zijn eigen verhaal aan toegevoegd en is het een sprookje waarmee ze hun kinderen angst aanjagen. Weer dertig generaties verder zijn ze verheven tot goden, en zo heeft ome Thor toch een redelijke invloed gehad op zijn nageslacht. Overigens vind ik het aanbidden van de natuur nog wel wat hebben. Het toont namelijk respect voor álles dat leeft in plaats van een soort verheven status voor de mens te reserveren. Eventjes later namelijk, in het jaar 325 om precies te zijn, bekrachtigde de Romeinse keizer Constantijn dat Jezus Christus de vleesgeworden zoon van God was. Destijds was al zeker niet iedereen het met deze gedachtegang eens. Zo schreef de Griekse Filosoof Celsus het volgende:

Het idee van een vleeswording van God is absurd; waarom zou het mensdom zich zo ver verheven moeten voelen boven bijen, mieren en olifanten dat het zo’n unieke relatie met zijn schepper denkt te kunnen onderhouden? En waarom zou God ervoor kiezen om als Jood tot de mensen te komen? Het christelijke idee van een bijzondere voorzienigheid is onzin, een belediging van de godheid. Christenen gedragen zich als een concilie van kikkers in een moeras of een synode van wormen op een mesthoop, die kwaken en piepen: “Ter willen van ons werd de wereld geschapen.”

Maar sorry, ik dwaal af. Religies zijn dus bedacht toen men de meeste zaken niet kon verklaren, laat staan kon kwantificeren. Gelukkig begon men onder invloed van de Renaissance de religieuze “waarheden” steeds vaker te betwijfelen en wetenschappelijk te onderzoeken. Tegenwoordig kunnen wij de wonderschone zon, de helse donderbuien, en zelfs het hemelse noorderlicht gelukkig wél verklaren. Daarom zouden wij dus genoegen kunnen nemen met de zekerheden die de wetenschap ons geeft. De conclusie waarmee ik op mijn vijftiende op school mijn verplichte betoog beëindigde zal ik dus bij deze nog maar eens herhalen:

Wetenschap als nieuwe religie!

Wetenschap is (over het algemeen) namelijk onafhankelijk van meningen, maar kan objectieve waarheden naar voren brengen. Zou het dus naast het vervangen van religie met de wetenschap geen goed idee zijn om de ratio ook in onze bestuursvorm een meer prominente rol te laten spelen?

En zo kom ik via een redelijke omweg weer terug op het punt waar we mee begonnen; het zoeken van een alternatief voor de democratie. Naast de dictatuur, de theocratie en de pornocratie bestaat er namelijk ook nog de technocratie. Het woord technocratie komt van de Griekse woorden Tekhne, wat zoveel als “kunde” betekent, en “kratos”, wat macht betekent. Het gaat er dus om meer kunde in de beslissingen te kunnen brengen. Maar hoe gaan we dit doen? Tijdens de pauze van een theaterstuk suggereerde Marco mij ooit eens dat stemrecht op basis van IQ de boel een stuk beter zou maken. Volledig overtuigd van de democratie als ik was heb ik hem voor gek verklaard. Marco was echter een goede gesprekspartner en zo discussieerden we verder totdat de pauze over was. Als ik er jaren later zo over nadenk vind ik echter dat de beste man nog wel een puntje had. Ik heb wel eens van landen gehoord waarin mensen alleen mochten stemmen wanneer ze konden lezen. Dit met de achterliggende redenatie dat wanneer mensen niet kunnen lezen ze geen weloverwogen beslissing kunnen maken maar het rood inkleuren van het rondje eerder een soort “waarom ik dit doe? Omdat het kán!” wordt. Nou vraag ik mij af in hoeverre de uitslagen worden beïnvloed als de stemmen van de mensen met een hoger IQ zwaarder worden meegeteld. Volgens het CBS stemmen hoger opgeleiden bijvoorbeeld vaker op de VVD dan lager opgeleiden. Alhoewel die partij niet mijn persoonlijke voorkeur geniet zou de politiek er dus wel heel wat anders uitzien met stemrecht op basis van IQ.

Ondanks het feit dat ik er een totaal voorstander van ben dat mensen bewust nadenken over de keuzes die ze maken in plaats van die te laten beïnvloeden door de willekeur van het huidige populisme, heeft het stemmen op basis van IQ natuurlijk ook een paar nadeeltjes. Zo grenst een extreem hoge intelligentie ook vaak aan totale gekte. Ik ben ervan overtuigd dat I. Amin, J. Chistus, C. Guevara, A. Hitler, D. Lama, И. Сталин (alias J. Stalin), G. Wilders, en zelfs D. Quichot (als hij had bestaan), alhoewel een klein beetje apart, wel razend intelligent zijn of waren. Dat de intelligentie van de leiders dus weinig invloed heeft op het algemene welzijn van de bevolking lijkt me duidelijk. Of dit ook geldt voor de bevolking (of stemgerechtigden binnen een bevolking) vraag ik me ook af. Het zou in ieder geval een fantastisch onderwerp zijn voor een onderzoek.

Maar okee, wat zouden dan een paar goede opties zijn om de rede dieper in onze bestuursvorm verankerd te krijgen? Ik denk dat dit met een aantal simpele maatregelen te verwezenlijken zou kunnen zijn. Een goede eerste verordening zou zijn om goulashkroket-eters uit te sluiten van ieder stemrecht. Daarnaast moet voor de verschillende takken van de regering een aparte stem nodig zijn. Heb je er geen verstand van of heb je er geen mening over, vul het dan gewoon niet in. Teneinde de door willekeur of ongefundeerd populisme geleide stemmen te kunnen elimineren kunnen stemmen effectief gefilterd worden door middel van het in werking stellen van de eis om bij elke stem een korte redenatie te geven. Tegelijkertijd krijgt wetenschappelijk onderzoek een prominentere rol in de beslissingen die gemaakt worden. Zo moet welgestaafd onderzoek altijd worden opgevolgd en mogen wetsvoorstellen die meetbaar en onderzoekbaar zijn niet meer zonder geverifieerd onderzoek worden geïntroduceerd. Dit zal ongefundeerde schreeuwlelijkerds eindelijk eens wat indammen.

Ten slotte; zeuren mag alleen als je er iets aan doet (© 2007, Cocky). Mensen die door níet te gaan stemmen duidelijk aangeven geen enkele mening te hebben maar desondanks tóch hun bakkes open trekken over “die hoge heren in Den Haag” mogen wat mij betreft volledig monddood gemaakt worden. Iets dat simpel en effectief bereikt kan worden door deze mensen op met auto en openbaar vervoer goed bereikbare plekken vierentwintig uur per dag toegang te geven tot gratis goulashkroketten.


Wat vind jij?